In Nederland

Harry Stegeman woont in het midden van het land. Hij groeide op in Meppel en zijn kleine zeilboot lag in Wanneperveen. Daar leefden ook zijn voorouders: bakkers, veehouders, molenaars, scheepstimmermannen en eendenkooikers – en hun echtgenotes. Harry was vorig jaar een tijdlang onderweg in de Kop van Overijssel, wandelend en op de fiets. Daarna schreef hij In de Kop van Overijssel – lopen, fietsen en stilstaan. Bij het schrijven van deze columns oriënteert hij zich vooral aan dat boek.

Ik ben in Nederland. Echt waar, de oranje letters op het witte plaatsnaambord langs de Veldhuisweg bevestigen het. Aan de andere kant van gehuchtje, hemelsbreed maar zo'n honderd meter verder, moet er nog een staan - maar ze zijn nogal geliefd, die bijzondere plaatsnaamborden. Ik sta op de brug over de Roomsloot. De Veldhuisweg maakt hier een haarspeldbocht, na de brug gaat ie Rietweg heten. Kijk ik achter me, dan zie ik een weidse groene vlakte: gras en nog meer gras. Daarachter is nog net een stukje Baarlo te zien en de kerktoren van Blokzijl. Maar ik kijk nu liever voor me. Zie het daar liggen: Nederland, negen huizen groot. Vijf aan de ene kant van het stroompje, de oude ‘Dorpsweg', vier aan de andere. Er zullen misschien twintig mensen wonen.
Nederland, het is een vlekje nu. Maar ooit was het een bloeiend dorpje, met zo'n kleine dertig huizen. Er was een school, er waren twee winkeltjes voor van alles en nog wat en er was een scheepstimmerwerfje.

Ik loop vanaf de brug ‘het dorp' in. Rechts, tussen de Rietweg en de Roomsloot is meteen al een lege plek, een weilandje. Daar stond het schooltje, van 1774 tot 1899, met Jan de Dood als laatste hoofdonderwijzer.