Kerstverhaal: Kerst 2.0

Daar lopen ze in de regen: Yusuf en Maryam. Een jaar geleden gevlucht uit hun geliefde Irak voor de Taliban. Na maanden van omzwervingen zijn ze in Nederland aangekomen. Samen met honderden andere asielzoekers werden ze opgevangen in een sporthal. O ja, ze zijn ziels dankbaar voor alle goede zorgen, en relatieve veiligheid, maar ervaarden dagelijks stress omdat ze tussen honderden bedden geen enkele rust en privacy konden vinden. 

Maryam is inmiddels acht maanden zwanger, en Yusuf raakte iedere dag meer wanhopig dat hij voor haar niet een betere plek heeft kunnen vinden voordat hun kindje geboren zal worden. Iedere dag kwam hij aan de balie vragen hoe het stond met hun procedure, en smeekte of ze overgeplaatst konden worden naar een ander centrum waar ze een eigen onderkomen zouden kunnen krijgen , hoe klein ook. Maar telkens was het antwoord: “Ana asif’, yugad la yugad.” of: “We doen ons best. Alles zit vol, Wachten en geduld hebben.”

Bushalte

Daarom besloten Yusuf en Maryam met de moed van hoop op weg te gaan om zich te laten inschrijven bij een andere opvanglocatie, erger dan hier kon het immers niet zijn. Ze stonden bij de bushalte, maar de bus reed hen leeg en wel voorbij alsof ze onzichtbaar waren en niemand gaf hen een lift naar de dichtstbijzijnde stad. Daar lopen ze in de regen. Maryam heeft het koud, en haar ogen vertellen wat ze niet wil zeggen, haar zucht neemt haar woorden mee.

In die stille nacht wordt hun kindje geboren. Een zoon. Ze noemen hem Jesse.

Yusuf belt aan bij een huis waarop ‘Bed en Breakfast’ staat. Maar de vrouw zegt dat ze helemaal vol zit. Ze gaan een café binnen waar nog plaats genoeg lijkt te zijn, maar nog voor ze om een kop koffie kunnen vragen zegt de waard nors of ze niet weten van de avond lockdown na vijf uur en voegt toe: “Ik ga voor jullie echt geen boete riskeren.”

Het enige hotel in het dorp lijkt even donker en leeg als de straat. Daar lopen ze in de regen. Ineens gaat een deur open, en horen ze: "Hé, hallo! Heb je het koud? Wil je wat eten of drinken?” Een jonge vrouw van hun eigen leeftijd wenkte hen binnen. Ondanks dat ze elkaars woorden niet begrijpen verstaan ze elkaar in de taal van het hart . En spreken hun ogen terwijl ze zich warmen bij de open haard, met een beker soep en een broodplankje. Ze krijgen droge kleren en begrijpen dat hun gastvrouw zegt: "Morgen zal ik wat instanties bellen die jullie verder kunnen helpen, maar blijf vannacht eerst hier maar lekker slapen.” In de tuin staat een eenvoudig, ingericht tuinhuis waar wel vaker vrienden logeren. "Daar heb je in elk geval wat privacy tot er een betere plaats gevonden is.” In die stille nacht wordt hun kindje geboren. Een zoon. Ze noemen hem Jesse.

Roelie Stevens