Kerstverhaal: Wol

Waarom moet ik toch altijd herder zijn? Ook dit jaar net voor Kerstmis, belde er iemand die een levende kerststal wilde organiseren, min of meer in paniek op, omdat er een herder was uitgevallen, en of ik misschien… En daar ging ik weer, voor de zoveelste keer. Waarom word ik nooit gevraagd voor Jozef, of één van de Drie Koningen? Ik ben nota bene op 6 januari jarig! Maar nee hoor, altijd moet ik herder zijn. Misschien ligt het aan mijn eenvoudige uitstraling, of aan de schaapachtige blik in mijn ogen? Ik ben er nooit achter gekomen.

Kleuterschool

Op de kleuterschool begon het destijds al, bibberend van de zenuwen zei ik mijn zinnetje op. En omdat de juffrouw had gezegd dat ik het zo hard mogelijk moest doen, schreeuwde ik door de zaal: “Ook de herders groot en klein, willen bij het kindje zijn.” Waarop het publiek dubbel lag. Daar snapte ik natuurlijk niets van, want ik deed toch zo mijn best.

Eén van de meest rampzalige kerstspelen waar ik, natuurlijk weer als herder, optrad, was op de havo.

Eén van de meest rampzalige kerstspelen waar ik, natuurlijk weer als herder, optrad, was op de havo. Kinderen van die leeftijd zijn niet écht geïnteresseerd om met een aangeplakte kriebelbaard het kerstverhaal uit te beelden. Daarom werd er ook flink gekeet. De os werd gevormd door twee jongens die elkaar op voorhand al niet mochten. De voorste liet, om de achterste te pesten, de meest verschrikkelijke winden, waardoor de achterkant van de os bijna flauw viel van de stank. Vanuit de zaal leek het alsof het beest aan de gekke koeienziekte leed. Omdat ik in die tijd erg veel last van allergie had, werkte het hooi, dat rijkelijk aanwezig was, in combinatie met de nylon baard, rampzalig op mijn slijmvliezen. 

"Gezondheid"

De teksten, al of niet goed uitgesproken, waren door mijn genies moeilijk te verstaan. Het werkte ook op de lachspieren van het geachte publiek, dat na elke uitbarsting massaal “Gezondheid” brulde. Eén van de drie koningen, ook al geen lekkertje, had in het kistje waar zogenaamd de wierook zat, een muis gestopt. Toen Maria met een plechtig gebaar het geschenk aannam schoot het deksel open, waarop de maagd met een ijselijke gil de stal voortijdig verliet. Ik geloof dat die jongen voor deze daad drie weken van school is gestuurd. 

Vanwege deze scène moest ik lachen en niezen tegelijk. Daardoor, trapte ik op de zoom van mijn mantel, struikelde en viel tegen de kartonnen achterkant van de stal, die prompt tegen de vlakte ging. Ook het kribje wankelde en de pop, gewikkeld in een theedoek, rolde van het podium de zaal in. Jozef riep geschrokken de naam van het kind, wat toch wel een merkwaardig, tweeledig effect gaf. In ieder geval was het een optreden waar nog jarenlang over gepraat is.

En ik? Ik heb me maar bij het herderschap neergelegd, tenslotte houd ik van schapen, ik zit komende Kerst met mijn mooie nieuwe wollen trui aan, achter mijn lamskoteletjes! 

Adriaan Noordergraaf