Nieuwe aflevering natuurcolumn Philip Friskorn: De adelaarsvaren in de herfst
· leestijd 1 minuut ColumnDeze tweewekelijkse natuurcolumn wordt verzorgd door Philip Friskorn. Dit keer verschijnt de adelaarsvaren voor zijn camera.
Varens komen wereldwijd in vele variaties voor. Soms heel klein en soms twee meter hoog of veel meer. In Nederland komen meer dan twintig soorten voor met de namen varens en wolfsklauwen. Het zijn vaak oeroude overlevenden van veelal 300 miljoen jaar geleden. Varens bestaan uit enkelvoudig of samengestelde bladeren, maar de meeste soorten in Nederland hebben juist samengestelde bladeren die er uitzien als grote veren. De sporen zorgen voor de verspreiding die aan de uiteinden van de bladeren ontstaan. De sporenhoopjes van de adelaarsvaren zitten langs de bladrand. Als in augustus de sporen rijp zijn, scheiden zij nectar af en dat lokt mieren aan. De mieren zorgen zo voor het verspreiden van de sporen. Die sporen bevruchten een eicel, waaruit een nieuwe varen groeit. Ook de dikke kruipende wortelstok zorgt voor vermeerdering. Hoe mooi zit de natuur in elkaar?
Twee adelaars
Als je de voet van de bladsteel schuin doorsnijdt zie je een figuur dat op twee adelaars lijkt. Enige fantasie is daar wel bij nodig net als bij spannende wolkenluchten waar je ook allerlei vormen in terugziet. Hoe dan ook het is wel een mooie naam. In de herfst kleuren ze goudbruin en sterven af. In warm herfstlicht kan dat een fraaie foto opleveren.
Giftig blad
Adelaarsvarens zijn vrij algemeen in Nederland, maar niet overal. Zo houden ze van de randen van bossen, houtwallen en open plekken in bossen met vooral zandgronden. Daarom zijn ze op de houtwallen van Paasloo en op de Woldberg rijk vertegenwoordigd. Het blad van de adelaarsvaren is zeer giftig en beslist niet raadzaam om te eten bij een salade. Het kan vitamine B afbreken en vele andere problemen veroorzaken. De jonge spruiten van de adelaarsvaren worden in landen als Japan en Korea behandeld en op een bepaalde manier ingelegd en dan met rijst gegeten. Tja, ‘s lands wijs, ‘s lands eer!